‘Wat is een kerk?’
U kent ze wel, die meisjes van 5. Twee pittige staartjes die eigenwijs de wereld in priemen, stoere laarsjes onder een knalroze jas met een mondje dat niet stil staat en vooral vragen stelt… Op weg naar de dierenwinkel trekt ze aan mijn mouw en wijst naar de hoge toren en ramen van de gotische kathedraal, de trots van onze stad. ‘Wat is dat voor een winkel’, vraagt ze. ‘Dat is geen winkel, dat is een kerk.’ ‘Wat is een kerk?’ Ik aarzel. Wat zal ik haar antwoorden? Als ik zeg: de kerk is het huis van God, of daar woont God, zal ze zeker vragen: ’Wie is dat, God?’ Maar als ik zeg: de kerk is een gebouw waar mensen komen om te bidden, dan zal ze vragen: ‘wat is bidden?’ Als ik dan zeg: bidden is praten met God, dan zal ze mij ook vragen: ‘Wie is God?’ Daarom overweeg ik iets anders te zeggen. Iets in de trant van: daar komen mensen om te zingen en om naar de preek te luisteren. Maar dan zal ze vragen wat een preek is en moet ik het hebben over het woord van God en dan zal ze toch ook vragen: ‘Wie is God?’ Hoe leg je dat uit aan een meisje van 5, van wie de ouders geloof en kerk al lang de rug hebben toegekeerd. Ik pak haar hand en duw tegen de zware deur die op een kier staat. We lopen zwijgend naar binnen, schuiven een van de banken in. Ze kijkt met grote ogen om zich heen. Stil zitten we daar. Na een tijdje neem ik haar weer bij de hand en samen lopen we naar buiten. Bij de deur vraagt ze zachtjes: ‘Wie woont daar?’ ‘Daar woont God’, is mijn antwoord. ´Dat dacht ik al´, zegt ze…
Alice Gideonse
(vrij naar ‘Dit hier is een kerk’ van Huub Oosterhuis)